Als huisarts heeft ze de perfecte combinatie tussen kinderen, volwassenen en ouderen. Toch vindt Emel juist de oudere populatie het meest interessant als patiënt. “Dat zit hem onder andere in klachten waarmee deze mensen naar mij toe komen. Je weet nooit helemaal zeker of het alleen de klachten zijn die ze melden, of dat er bijvoorbeeld meer aan de hand is. Je kunt iemand al snel over diagnosticeren of onder diagnosticeren. De grens is heel dun. Daarin is het eigenlijk ook heel belangrijk om goed te praten over wat er nog meer speelt. Soms hoeft iets niet alleen maar lichamelijk te zijn. Als er psychisch iets niet goed zit, kan dat ook effect hebben op het lichaam.”
Emel geeft onder meer lezingen over verschillende oorzaken van afvallen bij ouderen. Dat is volgens haar typisch een probleem dat verschillende lichamelijke en psychische oorzaken kan hebben. “Ouderen kunnen bijvoorbeeld last hebben van de maag en darmen. Ze kunnen darmkanker hebben bijvoorbeeld. Maar ze kunnen ook eenzaam zijn en geen zin hebben om voor zichzelf boodschappen te doen en te koken. Of misschien zijn ze dementerend en weten ze niet meer zo goed hoe koken moet. Zo zijn er tal van redenen waarom iemand kan afvallen.”
Maar niet alleen om de uitdaging die dit soort cases bij ouderen haar bieden, vindt ze de doelgroep interessant. “Ik vind het mooi dat zij er al een heel leven op hebben zitten. Levenswijsheid hebben en die wijsheid graag delen. Ik heb daar respect voor. En je merkt dat deze mensen ook respect hebben voor mij, ondanks het feit dat ik jonger ben. Ze vertrouwen mij hun zaken toe en respecteren het vak dat ik uitoefen. Dat wederzijdse respect werkt heel fijn.”
Dat laatste is voor Emel ook tekenend voor hoe zij in haar vak als huisarts staat. ,,Ik noem mezelf een consultant, met respect voor de wil van de patiënt. Ik probeer iemand zo goed mogelijk in kaart te brengen, met hierbij de benodigde diagnostiek en adviezen ten aanzien van behandeling. Maar de keuze om er iets mee te doen is altijd aan de persoon zelf. Wanneer zowel de dokter als de patiënt hier openlijk met elkaar over kunnen praten, kom je samen toch best een heel eind.”