Mijn collega komt op mij afgestormd met een glinstering in haar ogen en een brede glimlach op haar gezicht. “Heb jij Sonja weleens hardop horen lachen”, vraagt ze mij enthousiast.

Acht jaar geleden leerde ik Sonja kennen. Een zachte, alerte en hooggevoelige vrouw. Ze stond altijd ‘aan’, had veel lichamelijke onrust en een sterke behoefte aan bevestiging. Wanneer ik mijn ogen sluit, kan ik het geluid van haar voetstappen door de gang nog horen; korte passen, snel achter elkaar. Daarbij maakte ze met haar armen grote bewegingen. Vaak was ze gespannen en blies ze regelmatig luid haar adem uit om de spanning te verminderen.

We gunden haar zo de rust, maar er leek soms geen ander alternatief dan één-op-één-begeleiding of medicatie, waar ze overigens vaak doorheen brak. Ik voelde mij soms machteloos, omdat ik niet wist hoe ik haar zou kunnen helpen.

Uiteindelijk hebben we haar medicatie nog eens onder de loep genomen en besloten haar anti-epileptica af te bouwen, vanwege de nadelige effecten die het zou kunnen hebben op haar gemoedstoestand. Na goed overleg durfden we dat wel aan, ook omdat ze al jaren aanvalsvrij was.

In zo’n overweging neem je natuurlijk alle risico’s mee, maar een maand later overviel mij toch een enorm schuldgevoel. Sonja moest opgenomen worden in het ziekenhuis vanwege een heftige epileptische aanval, waar ze niet meer zelfstandig uit kon komen.

Waren we dan toch te voorbarig geweest?

Tijdens de opname besloten de artsen om de afbouw door te zetten en in één keer de medicatie te verwisselen, zodat ze af was van de medicatie die haar onrustig maakte. Er was veel toezicht op haar en wij weken geen moment van Sonja haar zij, waardoor ze de veiligheid bleef ervaren in een voor haar hectische periode.

Het bleek het begin van iets moois. In de periode daarna heb ik Sonja namelijk opnieuw leren kennen. Waar ik al die tijd dacht dat spanning en paniek bij Sonja hoorde, bleek dat een effect te zijn van haar medicatie. Achteraf, ondanks alles, bleek het afbouwen daarvan de beste keuze die we hebben kunnen maken.

“Heb je haar weleens hardop horen lachen”, vroeg mijn collega dus. Verbaasd kijk ik haar aan. “Euh, nee. Nog nooit.” Ze drukt een video onder mijn neus waarop Sonja is te zien. Puur geluk vervult mijn hart, wanneer ik haar ogen zie. Ze stralen, zijn betraand van het lachen en ze grinnikt. Ik zou mij bijna zorgen gaan maken, want in acht jaar tijd heb ik dit nooit gezien, maar haar lach blijft nog een hele tijd nagalmen.

Luka Doppen is ambassadeur Gehandicaptenzorg en persoonlijk begeleider bij Estinea. Maandelijks schrijft ze een column voor Hart voor Zorg.