Met grote twinkelende ogen komt Zoë naast mij staan. “Je veter is los”, zegt ze, terwijl ze met haar vinger naar mijn schoen wijst en haar andere hand voor haar mond houdt om haar lachen te kunnen bedwingen. Ik speel het spelletje met haar mee en werp een blik naar beneden. “1 april!”, proest ze schaterlachend uit. “Kikker in je bil!”

Mijn collega, die tegenover mij zit en het hele tafereel mee heeft gekregen, wordt op dezelfde manier in de maling genomen. Dit keer lacht ze nog harder om haar eigen grap.

Ontbijtkoek

“Kom”, gebaar ik haar. “Ik weet nog een leuk grapje”. Met een sprongetje staat ze verwachtingsvol naast me in de keuken, haar oren gespitst. Haar blik volgt mij wanneer ik een plak ontbijtkoek afsnijd en een schaaltje water pak waarin ik de ontbijtkoek onderdompel. “Luká, dat hoort toch niet”.

De verbazing dringt door in haar stem en is van haar gezicht af te lezen. “Die moet je toch opeten?” Ze trekt een vies gezicht als ik de koek tot een smeuïge substantie kneed. “Waar lijkt dit op?”, vraag ik haar.

Al snel dringt het tot haar door en gniffelt ze zachtjes met haar hand voor haar mond. “He, getver, blegh”, ze trekt een vies gezicht en knijpt haar neus dicht, waarbij ze met haar andere hand voor haar gezicht wappert.

Toiletbril

“Zullen we eens een grapje uithalen met Angela?”, daag ik haar voorzichtig uit. “We smeren dit op de toiletbril en houden haar voor de gek.”

Ik zie lichte twijfel, maar weet haar enthousiast te maken. Bij het toilet hebben we zowel de grootste voorpret als een lichte walging bij het aanschouwen van het tafereel dat we hebben gecreëerd. “Iel,” slaakt Zoë uit, terwijl ze tranen in haar ogen heeft van het lachen.

Spanning

De vijf minuten die we moeten wachten op mijn collega Angela kruipen langzaam voorbij, waarbij de spanning steeds meer stijgt. “We gaan Angela eens flink voor de gek houden”, herhaalt ze een paar keer gniffelend.

Zodra we de klink van de deur horen, springt Zoë op van haar stoel. Met grote stappen loopt ze naar de voordeur, waarbij ze nog even naar mij omkijkt als haar partner in crime. Ze haalt haar schouders lichtjes op en geeft nog net geen knipoog.

Mijn collega krijgt weinig kans om te begrijpen wat er precies aan de hand is, wanneer Zoë haar hand pakt en haar in al haar enthousiasme naar het toilet sleept. “Kom je mee, Angela?” giechelt ze. “Ik wil je iets laten zien, en daarna roep ik heel hard: 1 april!”

Luka Doppen ambassadeur Gehandicaptenzorg en persoonlijk begeleider bij Estinea. Ze schrijft maandelijks een column voor Hart voor Zorg.