De allereerste keer dat ik een gehandicaptenzorg instelling binnenstapte, wilde ik eigenlijk direct rechtsomkeert maken. Ik zag een vrouw in een hoge gele stoel zitten en deed onbewust een stap naar achteren. Ze had haar arm om de rugleuning heen gebogen en, vanwege een vergroeiing in haar rug, leunde ze sterk naar rechts. Haar aandacht ging naar een ouderwets stuk speelgoed dat ze stevig vasthield. Gebiologeerd keek ze naar de knalgele telefoon en schudde het hard heen en weer. Ze maakte hoge geluiden richting de hoorn terwijl de rest van het apparaat, net boven de grond, aan het snoer bungelde.

Een onbekende wereld opende zich voor m’n ogen. Ik, als onwetend meisje van zestien, zwaarbeladen met al mijn vooroordelen en ongemakken. Konden deze mensen gelukkig zijn? Hoe zou ik hier mijn draai kunnen vinden? En mijn grootste vraag: kan ik überhaupt met ze communiceren? In mijn omgeving kende ik niemand met een beperking, laat staan een ernstige meervoudige. Met lood in mijn schoenen ging ik die bewuste eerste dag aan het eind van mijn dienst naar huis, niet wetende dat ik, jaren later, weer op exact dezelfde plek zou gaan werken.

Maartje

Eén van de bewoners was Maartje, een vrouw van middelbare leeftijd. Zij leerde mij een belangrijke les, waardoor ik mijn vooroordelen heb kunnen afschudden. Maartje zat in een rolstoel, was slechtziend en had meestal een starre blik in haar ogen. Ik vond het moeilijk om haar te begrijpen, aangezien ze erg in zichzelf gekeerd leek te zijn.

Ze was ook weleens onrustig. Ik vond het een hartverscheurende aanblik wanneer ze in de badkamer, zo kwetsbaar, met haar hoofd naar achteren tegen de douchestoel aan beukte. Dat hield aan, totdat ze opgaf van vermoeidheid. Heftige automutilatie, waarbij haar pijn hoorbaar, maar ook voelbaar was. Dit sneed recht door mijn ziel en deed mij ineenkrimpen. Ik begreep het in eerste instantie niet en vond het vooral erg beangstigend.

Rechtse directe

In mijn eerste week vroeg mijn stagebegeleider of ik met Maartje wilde meelopen naar haar werklocatie, tegenover de woning. Ik wist mij niet goed een houding te geven, maar knikte. Bij de werklocatie werd ze al opgewacht door een collega. Ik wilde weglopen en afscheid nemen, maar voelde een bepaald ongemak. “Tot snel”, zei ik haar terwijl ik een aai over haar hoofd gaf. Dat moet heel betuttelend en denigrerend hebben gevoeld, want ze reageerde direct. Haar hand liftte een stukje op en zwiepte naar mijn gezicht, een rechtse directe. Verdiend. ‘Tsja, dat vindt ze niet fijn’, voegde mijn collega er nog aan toe.

In één klap was het duidelijk. Ze kon wel degelijk communiceren. Tegenwoordig kan ik me niet meer voorstellen dat ik deze gedachtegang heb gehad. Maartje wist heel goed wat ze wel en of niet wilde, en vertelde dit met intonaties, klanken, aanrakingen. Sommige emoties of ongemakken verwoordde ze met een pijnprikkel. We hebben elkaar leren begrijpen, al hebben we daar samen de tijd voor moeten nemen.

Corrigerende tik

Ik hoor nu wel eens iemand uitspreken dat ‘die’ mensen toch niets kunnen en ik zou deze vooroordelen graag bij hen willen wegnemen. Op mijn beurt zou ik dan ook graag eens zo’n corrigerende tik willen uitdelen.

Luka Doppen ambassadeur Gehandicaptenzorg en persoonlijk begeleider bij Estinea. Ze schrijft maandelijks een column voor Hart voor Zorg.