“Ze is zojuist gevallen, maar ik heb de val zelf niet gezien”, vertel ik de assistente aan de telefoon. “Ik weet niet hoe ze terecht is gekomen en ze kan het zelf niet aangeven, maar ik vermoed dat ze veel pijn heeft.”

Beduusd

Een kwartier daarvoor had ik Sonja aangetroffen, zittend op haar billen. Ze gaf geen kick, maar keek beduusd. Een naar gevoel borrelde in me op, want ze kwam niet naar de woonkamer vanuit haar slaapkamer. Dus keek ik opnieuw even om de hoek naar binnen. Toen ik mijn hand naar haar uitreikte, klampte ze zich direct aan me vast. Maar ze weigerde om op haar benen te gaan staan. Samen met mijn collega heb ik Sonja op bed geholpen. Ze was aan het shaken en had de kracht niet om zelfstandig te gaan staan.

Ik geef door aan de assistente dat ik graag een scan of foto wil laten maken. “Daarvoor is geen huisbezoek nodig, want Sonja kan het toch niet goed aangeven en op het eerste oog kun je niets zien”, voeg ik toe. Ik probeer het zo helder en krachtig mogelijk over te brengen en echt op mijn strepen te gaan staan, maar het mag niet baten. Even later belt de arts terug met het advies het nog even aan te kijken, te koelen en paracetamol te geven.

Heupbreuk

De dag na mijn telefoontje aan de huisarts zijn er alsnog foto’s gemaakt en blijkt ze een breuk te hebben in haar heup. En dus zit ik een dag later met Sonja in het ziekenhuis, in afwachting van haar operatie.

Laatst werd mij gevraagd wat ik het lastigste vind aan mijn werk in de gehandicaptenzorg. Zonder twijfel kan ik teruggeven dat dat de frustratie is wanneer je de vraag áchter de vraag niet begrijpt of kunt achterhalen. De bewoners kunnen dit niet altijd met woorden aangeven en laten dat op een andere manier blijken. Bij Sonja komt daar nog een enorm hoge pijngrens bij, waardoor ze op het oog rustig bleef. De onmacht die je dan voelt, omdat je weet dat er iets is maar de oorzaak niet kunt herleiden, is vreselijk.

Geluksmoment

Ik tuur over de daken van het ziekenhuis en voel de machteloosheid, frustratie, opluchting en ook bezorgdheid in afwachting van de operatie. Sonja pakt mijn hand stevig beet, terwijl ze in haar andere hand een kop met zwarte koffie vast heeft. Die mocht ze nog hebben voor de ingreep, tot vreugde van Sonja, want je maakt haar nergens gelukkiger mee. Ze straalt een bepaalde rust uit die ikzelf totaal niet voel op dit moment, want heb ik mij wel hard genoeg voor haar gemaakt? Heb ik het onderste uit de kan gehaald om haar te helpen?

Sonja drukt haar lege kopje in mijn handen, ‘Zo’. Ze slaakt een diepe, gelukzalige zucht en plaatst beide handen op haar achterhoofd terwijl ze haar hoofd in het kussen laat zakken. Ze brengt mij weer even terug in het hier en nu, waar ze geniet van haar koffie, onze nabijheid en het feit dat we haar hebben gehoord. Zo zorgt ze dat er naast alle gevoelens van onmacht ook ruimte ontstaat voor een geluksmoment.