Wat is klinisch redeneren precies?

“Klinisch redeneren is eigenlijk de kern van ons vak. Het is het observeren en bevragen van een patiënt, om erachter te komen wat er aan de hand is. Daar heb je allerlei redeneerhulpen voor. Denk bijvoorbeeld aan de EWS, wat staat voor Early Warning Score. Met de EWS kijk je naar vitale functies, bewustzijn en urineproductie van een patiënt én of je ongerust bent. De score die daaruit voortkomt, geeft een indicatie hoe het met de patiënt gaat en welke actie je moet ondernemen, zoals het inschakelen van een arts of het herhalen van de meting. Zo kun je aan de hand van feiten nagaan of je eigen ‘niet pluis’-gevoel bij een patiënt klopt. Iets wat je subjectief ziet, kun je objectief onderbouwen.”

Heb jij een voorbeeld uit je eigen praktijk met zo’n ‘niet pluis’-gevoel?

“Ik heb als verpleegkundig specialist wel eens een patiënt gehad die allerlei vage klachten had. Er was iets niet helemaal in orde, ik kon er alleen mijn vinger niet opleggen. Na de eerste testen te hebben gedaan, zoals bloeddruk en bloedsaturatie, kwam er niets bijzonders uit. Terwijl die patiënt toch echt niet reageerde zoals het hoorde. Ik heb een CT-scan aangevraagd, wat je als verpleegkundig specialist mag doen. Uit de scan bleek dat de patiënt een longembolie had. Mijn ‘niet pluis’-gevoel bleek te kloppen.”

Moet je altijd op je onderbuikgevoel vertrouwen als verpleegkundige?

“Op een gegeven moment, als je een tijdje in het vak zit, ontwikkel je een soort intuïtie voor bepaalde zaken. Je raakt getraind in het herkennen van signalen die niet kloppen. Of je ziet bijvoorbeeld dat iemand niet lang meer te leven heeft. Toch blijft het goed om je onderbuikgevoel te checken aan de hand van klinisch redeneren. Uit onderzoek blijkt ook dat je niet alleen kunt vertrouwen op je onderbuikgevoel, maar dat je klinisch redeneren nodig hebt om vroege signalen te detecteren.”

Hoe lang werk je zelf eigenlijk al als verpleegkundige?

“Ik ben in 1995 afgestudeerd en heb eerst twee jaar in de psychiatrie gewerkt. Omdat de oncologie mij erg trok ben ik daarna in de Daniel den Hoed Kliniek van het toenmalig Academisch Ziekenhuis in Rotterdam terechtgekomen, nu beter bekend als het ErasmusMC. Ik heb daar samengewerkt met mijn eigen moeder, die daar werkte als verpleegkundig avondhoofd. Dat was erg bijzonder om te delen.

“In 2008 heb ik de opleiding tot verpleegkundig specialist (MANP) afgerond. In 2021 zocht ik meer uitdaging en ben ik gaan lesgeven op de Hogeschool van Rotterdam. Ik vind het leuk om mezelf intellectueel te blijven uitdagen en dit ook over te dragen aan bijvoorbeeld studenten. Ook heb ik meegewerkt aan het schrijven van een leerboek over oncologieverpleegkunde dat in 2021 is verschenen. Daar ben ik ook trots op.”

Wilde je altijd al in de zorg werken?

“Op de middelbare school had ik er een soort aversie tegen. Juist, omdat mijn moeder verpleegkundige was en ik graag mijn eigen keuze wilde maken. Toch trok het me uiteindelijk. Mijn zoon studeert nu ook verpleegkunde, dus misschien is het toch genetisch bepaald.”

Wat vind je nu het mooiste aan je vak?

“Nou, ik ben klinisch redeneren wel echt gaan waarderen. Het is mooi en belangrijk om aan de hand van medische kennis jouw verpleegkundige interventies te ondersteunen. En ik vind het interessant hoe je er door middel van klinisch redeneren achterkomt hoe verschillend mensen zijn. Hoe anders iedereen reageert op bepaalde klachten en hoe je samen met de patiënt en eventueel de arts tot een plan komt.

“Hoewel het redeneren objectief is en ontzettend kennisgericht, is ook het nadenken over de gevolgen en oplossingen voor de persoon interessant. Zo maak je de zorg persoonsgericht. Klinisch redeneren beslaat precies wat ons vak inhoudt: helpen en zorgen voor. En het allermooiste is natuurlijk dat ik dat mag doorgeven aan een nieuwe generatie.”

Op 7 juni geeft Martine Folsche een workshop over verpleegkundige diagnoses en interventies op het congres Klinisch redeneren. Geïnteresseerd? Kijk hier verder.