De Wet zorg en dwang (Wzd) moet ervoor zorgen dat er duidelijke voorwaarden zijn om onvrijwillige zorg te kunnen verlenen. Lastig, want wanneer is een patiënt niet meer in staat om zijn eigen beslissingen te nemen? In Nederland wordt professionele zorg in principe alleen op vrijwillige basis verleend. Een patiënt moet dus instemmen met een behandeling én zich tijdens de behandeling niet verzetten, anders wordt de zorg niet verleend.

Voor mensen met dementie en mensen met een andere verstandelijke beperking ligt dat soms anders. Zij begrijpen niet altijd goed wat er gebeurt en het kan voorkomen dat zij een behandeling weigeren die noodzakelijk is voor hun welzijn. Vaak hebben zij daarom een vertegenwoordiger die deze beslissingen ook mag nemen.

Toch kan het dan nog steeds voorkomen dat je het als zorgverlener noodzakelijk acht om tegen de beslissing van een vertegenwoordiger in te gaan en zorg te verlenen waar geen toestemming voor is gegeven of waartegen de patiënt zich verzet. Dat kan erg lastig en uitdagend zijn, want wanneer moet en mag je dat doen?

Het verlenen van onvrijwillige zorg

Als zorgprofessional mag je onvrijwillige zorg verlenen als de patiënt door het weigeren van een behandeling ‘ernstig nadeel’ oploopt, of ernstig nadeel veroorzaakt voor de omgeving. Denk hierbij bijvoorbeeld aan ernstig lichamelijk of psychisch letsel. In dergelijke situaties is het logisch dat er ingegrepen moet worden. Maar de wet heeft ook een paar punten die minder logisch en duidelijk zijn. Zo kan een cliënt gedwongen zorg krijgen als anders zijn veiligheid in gevaar komt (bijv. omdat hij dan onder invloed komt van een ander). Dat is soms lastig in te schatten.

Een andere reden voor gedwongen behandeling is de mogelijkheid dat een patiënt door zijn gedrag agressie zou opwekken bij anderen. Er zijn genoeg patiënten die als hinderlijk ervaren worden door anderen. Moeten die allemaal behandeld worden, of ze dat nou willen of niet? Dat zijn zaken die voor zorgverleners moeilijk kunnen zijn om te beoordelen. Gelukkig hoeven zij het ook niet alleen te beslissen. Er is een stappenplan ingebouwd in de Wzd, waarbij een groep experts besluit of onvrijwillige zorg verleend moet worden. Het is soms moeilijk om tegen het besluit van een patiënt en zijn vertegenwoordiger in te gaan. Toch is dit nodig, omdat je het beste met hen voorhebt.

Daar zit ook gelijk een zwakke plek van de wet. Sommige mensen zijn er, grof gezegd, gewoon klaar mee en willen niet meer behandeld worden. Als zij vervolgens een behandeling weigeren, wordt deze alsnog ‘gedwongen’ uitgevoerd. Een deel van het zorg verlenen is de wens van deze mensen accepteren. Waar ligt de scheidslijn? Is iemand echt niet in staat om een beslissing te nemen of wil die persoon gewoon geen behandelingen meer? Dat zal in elke discussie over gedwongen zorg terugkomen en er is eigenlijk geen pasklaar antwoord op te geven.

Alleen wanneer het echt nodig is

Juist daarom is er met de Wzd, gelukkig, een uitgebreid stappenplan dat doorlopen moet worden. Zodat je alleen onvrijwillige zorg zal verlenen wanneer dat echt nodig is en er geen mildere alternatieven zijn. Er wordt eerst gekeken of een behandeling die de patiënt of vertegenwoordiger wél goedkeurt ook het gewenste resultaat kan opleveren. Dat is het principe van subsidiariteit. Pas als het zeker is dat er geen geschikte vrijwillige behandelingen zijn, mag het stappenplan erbij gepakt worden. En ook dan moet er voor de minst ingrijpende behandeling gekozen worden, die het gewenste effect bereikt.

Klik hier voor het stappenplan van de Wzd

De Wet zorg en dwang is ingewikkeld, maar is wel heel belangrijk. De Wzd verbetert de rechtspositie van patiënten en zorgt ervoor dat onvrijwillige zorg binnen (relatief) duidelijke kaders geleverd wordt. Door externe experts in te schakelen wordt de situatie zo goed mogelijk beoordeeld en geprobeerd om zo min mogelijk fouten te maken. De wet is niet perfect, maar vult wel een gat op. Het is in ieder geval een grote stap naar meer patiëntgerichtheid.